Over

In dit deel van de website komen die aspecten die een informatieve waarde hebben en die van blijvende aard zijn. Dit onderdeel zal thematisch ingedeeld worden en aangevuld met nieuwe informatie zodra deze beschikbaar is. Hierna enige voorlopige thema( nog verder in te vullen).

  1. Santiago de Compostella: historische en spirituele belang van de Camino.
  2. Het Heilig jaar Xacobeo 2021.
  3. Het Vlaams Compostelagenootschap
  4. De routes.
  5. Het materiaal.
  6. De navigatie.
  7. Het logement.
  8. De fysische voorbereiding.
  1. Santiago de Compostella: Historische en spirituele belang van de Camino

Onderstaande –oorspronkelijk Engelstalige– tekst, komt van http://www.viacompostela.com/en/history-pilgrimage. Hij vertelt in ’t kort de geschiedenis van de Camino. De site ‘via-compostela’ is van Chamina Voyages, een Frans bedrijf gespecialiseerd in langeafstandwandeltochten en dit gedeelte werd vertaald door Mat Knaapen een gedreven Camino-adept.

DE HISTORISCHE CONTEXT VAN DE ONTDEKKING

Na de invasie van moslims in 711 stond het huidige Noord-Spanje onder het gezag van gouverneur Munuza. Hij verplichtte de Visigotische landheren van Asturië die zich de bergen hadden teruggetrokken belasting (jaraï en yizia) te betalen opdat ze in hun gebieden konden blijven wonen. De landheren, met edelman Pelayo als hun leider, kwamen in opstand en weigerden nog langer belasting te betalen. Met vanuit Córdoba aangevoerde versterkingen begon Munuza de strijd tegen de christelijke opstandelingen. In 722 vond een grote veldslag plaats bij Covadonga in de Picos de Europa. De christelijke landheren wonnen. Legendes vertellen dat zelfs de Maagd Maria bijdroeg aan deze overwinning, die wordt gezien als het begin van de ‘reconquista’, de herovering. Daarna lieten de moslims het gebied met rust; het kleine koninkrijk Asturië kwam tot ontwikkeling. Vervolgens breidde het zich naar het zuiden uit. In deze beginperiode van de herovering was Alfonso II de Kuise een van de belangrijkste koningen van Asturië. Bijna vijftig jaar, tussen 791 en 842, heerste hij. Een periode waarin hij het verzet tegen de moslims in het zuidelijke Al-Andalus consolideerde. Hij verhief Oviedo tot hoofdstad en hij liet er veel kerken en paleizen bouwen. Tijdens zijn koningschap werd de tombe van apostel Jacobus ontdekt.

DE ONTDEKKING

De ontdekking van de tombe van Sint Jacob is zoals veel verhalen over het leven en de dood van de apostel meer een echo van legendes en tradities dan een op feiten gebaseerde geschiedenis. Rond 813 vertelde kluizenaar Pelayo (of Paio) aan bisschop Theodomiro van Iria Flavia (nu Padrón) dat hij door een ster werd geleid naar een onbewoonde berg waar hij mysterieuze lichten zag en engelengezang hoorde. Sommige parochianen van de kerk San Félix de Solovio bevestigden dat ook zij deze lichten hadden gezien. Theodomiro, die geloofde in een mogelijk wonder, besloot met Pelayo mee te gaan om het fenomeen zelf te kunnen zien. Na drie dagen vasten gingen ze naar de locatie en ze vonden een mausoleum. Daarin lag een onthoofd lichaam; het hoofd lag onder een arm van het lijk. De bisschop herkende het lijk als zijnde Sint Jacob en beschouwde de ontdekking als een goddelijk teken. Er werden twee andere lijken gevonden die geïdentificeerd werden als zijnde Athanasius en Theodore, leerlingen van Sint Jacob die het lijk van deze apostel na zijn dood hadden overgebracht naar Galicië. Theodomiro vertelde de miraculeuze ontdekking aan koning Alfonso die de vindlocatie bezocht en vervolgens opdracht gaf om een kerk te bouwen op dit ‘compositum, supra corpus apostoli’ (kerkhof boven het lichaam van de apostel). Alfonso zorgde voor het geld en gaf privileges aan het heiligdom. De eerste kapel, waarvan de fundering tijdens opgravingen is gevonden, werd na verloop van tijd de grote kathedraal van Santiago de Compostela. De huidige naam van deze locatie, Compostela, is onderwerp van debat. Sommigen zeggen dat de naam is afgeleid van ‘San Tiago van het Compositum’, anderen denken dat de naam is afgeleid van ‘campus stellae’, sterrenveld, verwijzend naar het mysterieuze licht dat de ontdekkers van het graf gidste. Theodomiro verplaatste zijn bisschopszetel naar Santiago de Compostela waar hij zelf werd begraven. Zijn grafsteen is door archeologen gevonden. Ook keizer Karel de Grote was bekend met de gebeurtenissen. Er werden geruchten verspreid dat de keizer zelf verantwoordelijk was voor de ontdekking van het graf van Sint Jacob. Zo belangrijk vond men deze ontdekking in die tijd. Archeologische opgravingen bevestigen de aanwezigheid van een oude necropolis en van een militair fort, een Romeins castrum, mogelijk van Keltische oorsprong, dat lange tijd in gebruik is geweest door verschillende religies en bevolkingsgroepen. Er zijn geen antropologische onderzoeken uitgevoerd naar de menselijke resten gevonden onder de huidige kathedraal. Het is dus onmogelijk te weten aan wie deze resten toebehoorden. Vanuit wetenschappelijk en historisch perspectief gezien is het echter zeer onwaarschijnlijk (zo niet onmogelijk) dat Sint Jacob er begraven lag. Twee recente pausen gebruikten daarom niet meer de woorden ‘tombe’ of ‘relieken’ (verwijzingen naar een graf), maar gaven de voorkeur aan termen zoals ‘memorial van Sint Jacob’, daarmee aangevend dat de kathedraal van Santiago de Compostela ‘is verbonden met de herinnering aan Sint Jacob.’


Detail van de Tombe (met daarin de resten) van Sint Jacob. Deze tombe staat in de kathedraal van Santiago de Compostela.

DE RELIEKEN IN DE MIDDELEEUWEN, INSPIRATIE VOOR PELGRIMAGES

Het aanbidden van relieken is sinds het vroege christendom een inspiratiebron voor veel pelgrimages, groot en klein. Stoffelijke overschotten van heiligen (als geheel of in delen), maar ook kleding, bloed, martelwerktuigen, kortom alles wat met de heilige in contact is geweest, zijn object van verering. Vaak worden er miraculeuze eigenschappen aan toegeschreven, heilzaam voor lichaam en geest. Na een lange vrome reis kwamen pelgrims dichtbij overblijfselen die direct verbonden waren met een heilige. Dat bood hen bescherming tegen het Kwaad, de duivel en verdoemenis. De eerste basilieken zijn gebouwd boven crypten waar martelaren van de christenvervolging waren begraven. Ook werden relieken in het altaar van kerken bijgezet waardoor de kerk geheiligd werd. Prestigieuze kerken en kloosters hebben grote verzamelingen relieken die grote aantrekkingskracht uitoefenen op gelovigen. Sommige wegen die kerken en kloosters verbonden werden daardoor pelgrimsroutes. In deze context is het duidelijk dat de ontdekking van de relieken van Sint Jacob, discipel van Jezus die volgens de overlevering in Spanje het evangelie verkondigde, een ingrijpende gebeurtenis was die in de middeleeuwen veel Europese christenen inspireerde.

ER IS OOK EEN ANDERE THEORIE

De ‘camino de Santiago’, het pad van Sint Jacob in Spanje is oost-west georiënteerd. Het pad volgt de Melkweg en staat daarom ook bekend als ‘camino de las estrellas’, de sterrenweg. Niet ver van het (veronderstelde) graf van de apostel ligt de grillige kust van Kaap Finisterre, Finis Terrae, het einde van de wereld. Hier is volgens de overlevering de boot met het lichaam van Sint Jacob gestrand. Een plek die voor sommigen het échte eindpunt van de camino is. Deze plek werd ook al in de middeleeuwen druk bezocht door pelgrims die hun weg vanuit Santiago voortzetten. Een hospice voor pelgrims, in 1489 gesticht door priester Alonso García, stond tegenover de kapel van Santa María das Areas, daterend uit eind 12e eeuw. Kaap Finisterre wordt al sinds de oudheid beschouwd als een magische plek en trok de aandacht van Grieks-Romeinse historici en geografen. De Romeinen zouden op deze plek een heiligdom voor de zon (Ara Solis) hebben gevonden, gebouwd door volkeren die deze streek vóór hen bewoonden. Was Kaap Finisterre al een pelgrimsoord vóór het begin van het christendom? Het is erg waarschijnlijk. Zou het christendom dit heilig pelgrimsoord opgenomen hebben in de eigen christelijke geloofsleer? Kan de camino de Santiago de christelijke versie zijn van een veel oudere pelgrimage, de camino de las estrellas, de sterrenweg? Er zullen altijd twijfels blijven bestaan.

Paaltje 0,00 in Fisterra

SINT JACOB TEGEN DE ISLAM

Het aanzien dat de aanwezigheid van de relieken van Sint Jacob opleverde hielp de koningen van Asturië hun positie ten opzichte van Al-Andalus te verstevigen en hun strijd tegen de islam in Europa te populariseren. Koning Alfonso II en zijn opvolgers verhieven apostel Jacobus tot symbool van hun strijd tegen de islam. In 859 verkondigde koning Ordoño van Asturië dat hij de slag bij Clavijo tegen de moslims had gewonnen door de steun van Sint Jacob, die als Santiago matamoros op het strijdtoneel verschenen was. De hulp van Sint Jacob in deze slag maakten hem patroon van de herovering (reconquista) van Spanje. Het beeld van Santiago, als strijder gezeten op een paard met een zwaard in zijn hand, verspreidde zich over het gehele christelijke gebied in Spanje. Het is nauwelijks te ontkennen dat de ontdekking van de relieken christelijke koningen, die de ambitie hadden hun gebied uit te breiden, uitstekend van pas kwam. Het gaf hen mogelijkheden om vanuit hun gebieden in de NoordSpaanse bergen, land te veroveren in de vruchtbare vlakten ten zuiden ervan. En dat is zeker geen toeval. De roem van het nieuwe heiligdom groeide snel. In 899 vergrootte Koning Alfonso III de kathedraal, die in 997 werd verwoest door moslims onder leiding van Al-Mansur de Grote uit Córdoba. Om onduidelijke redenen liet hij de relieken ongemoeid. De legende vertelt dat christelijke gevangen gedwongen werden om de klokken van de kathedraal naar Córdoba te brengen. Twee en een halve eeuw later toen koning Ferdinand III deze staf had veroverd, werden de klokken door moslimgevangenen teruggebracht naar Santiago. Rond het jaar 1000 herbouwde bisschop Pedro de Mezonzo de kathedraal, die in de 11e en 12e eeuw in verschillende stappen verder werd uitgebreid.


Een van de vele beelden van Santiago Matamoros

DE PELGRIMAGES

In 950 ondernam Godescalc, bisschop van Le Puy (en Velay), een pelgrimstocht naar het graf van Sint Jacob. Hij wordt beschouwd als de eerste gedocumenteerde pelgrim die een van de belangrijkste Europese pelgrimsroutes uitzette: de route van Le Puy naar Santiago de Compostela. Dit hielp deze stad een positie te verwerven onder de belangrijkste christelijke bedevaartsoorden. Tijdens de 11e eeuw nam het aantal pelgrims toe, gestimuleerd door de katholieke geestelijkheid. Maar ook doordat edelen en koningen geld gaven voor de bouw van herbergen, belangrijke plaatsen voor pelgrims waar zij zowel materiële als geestelijke ondersteuning konden krijgen. Deze herbergen werden vaak gebouwd op strategische locaties om de stroom pelgrims, gezien politieke en economische belangen, in goede banen te leiden. Zo bouwde bijvoorbeeld koning Sancho Ramirez van Aragón in de 11e eeuw op de col du Somport het ziekenhuis Santa Cristina (Unum Tribus Mundi, een van de drie belangrijkste ter wereld) om pelgrims op weg naar Jaca te faciliteren. Jaca was toen sinds kort de hoofdstad van zijn koninkrijk en werd daardoor een belangrijk commercieel en spiritueel centrum. Ook vanuit het ziekenhuis in Roncesvalles leidde de weg pelgrims direct naar Pamplona, hoofdstad van Navarra. Naast ziekenhuizen werden bruggen (zeer belangrijk op de weg naar Santiago), kapellen, kerken en andersoortige infrastructuur gebouwd. Bijvoorbeeld de burg in Puente la Reina (Koninginnebrug) over de rio Arga. Samen met Rome en Jeruzalem werd Santiago de Compostela een van de drie grootste christelijke pelgrimsoorden in de wereld. De stad veroverde snel de nummer één positie. In 1033, duizend jaar na de geboorte van Christus, ging een grote stroom pelgrims naar Jeruzalem. Maar dit momentum werd verstoord door de islamitische invasies van het Heilige Land, waardoor pelgrimeren naar Jeruzalem moeilijk en gevaarlijk werd. Zelfs de kruistochten konden hierin geen verandering brengen. Pelgrims weken uit naar minder verre en vooral minder gevaarlijke bedevaartsoorden zoals Santiago de Compostela. In 1120 verklaarde paus Calixtus II elk jaar waarin de naamdag van Sint Jacob (25 juli) op een zondag viel tot Heilig Jaar (Jacobus Jaar). Pelgrims die de bedevaart naar Santiago voltooien krijgen in dat jaar een volledige aflaat. Hen worden alle zonden vergeven zodat de gelovige aan het eind van zijn leven direct naar de hemel gaat. Paus Alexander III bevestigde dit voorrecht in 1197. Omdat het Jacobus Jaar gemiddeld elke zes jaar wordt gehouden en het Jubeljaar in Rome (dat ook recht geeft op een volledige aflaat) maar eens per 25 jaar, is het succes van de bedevaart naar Galicië goed verklaarbaar. Rond 1140 schreef Aymeric Picaud voor pelgrims die naar Santiago de Compostela gingen het ‘Liber Sancti Jacobi’, een boek dat als de eerste reisgids wordt beschouwd. Het boek is een gedetailleerde beschrijving van de camino, de steden en dorpen langs de route en de kenmerken van de inwoners van het gebied. Het beschrijft de gevaren, de afstanden tussen de dorpen, de bezienswaardigheden en spirituele centra, de (goede en slechte) herbergen, de rivieren, et cetera. Ook bevat het boek een gedetailleerde beschrijving van Santiago de Compostela, haar relieken en monumenten. De route is opgeknipt in 13 etappes, ieder verdeeld over een aantal dagen, op basis van een etappeafstand van rond de 35 kilometer voor wandelaars of twee keer deze afstand voor ruiters. Later werd dit boek door monniken van Cluny toegeschreven aan paus Calixtus II, reden waarom het bekend staat als de Codex Calixtinus. De 12e eeuw was de gouden eeuw van de pelgrimages naar Santiago de Compostela. Tienduizenden (misschien wel honderdduizenden) gelovigen volgden elk jaar de route. De welgestelden als ruiter, armere pelgrims gingen te voet. Ze hadden een kalebas met water bij zich ze gebruikten hun wandelstok als hulp bij het lopen en als wapen tegen bandieten. Stok en kalebas groeiden uit tot pelgrimssymbolen, attributen van eer die wandelaars met trots droegen bij hun terugkeer, als bewijs van hun reis. Natuurlijk waren ’t niet alleen vrome mannen en vrouwen die de route aflegden. Ook andere types waren present: dieven, opportunisten, oplichters en hoeren. Soms was het toegestaan een celstraf om te zetten in een pelgrimage. Maar ook konden rijke mensen een pelgrim betalen voor het voltooien van de pelgrimstocht, waarna de verdiende aflaten toevielen aan degene die betaald had.

Romeinse weg XIX van Braga naar Astorga

HET VERVAL VAN DE PELGRIMAGE

In de 14e eeuw begon het verval van de pelgrimage naar Santiago de Compostela. Hoofdzakelijk als gevolg van de pest die Europa teisterde, maar ook misoogsten die tot hongersnood leidden. Bovendien moesten de christelijke koninkrijken in Spanje hun aandacht verleggen naar het zuiden. Naar Andalusië waar moslims, die het noordelijke gebied hadden verlaten, nog actief waren. Tweehonderd jaar later kritiseerde Luther de pelgrimage openlijk. Hij veroordeelde die met de woorden “we weten niet of Sint Jacob er begraven ligt. Of een hond of een dood paard. Ga er niet heen!” Het succes van Luther in vele Europese gebieden was een nekslag voor de pelgrimage naar Santiago de Compostela. En toen verdwenen de relieken van Sint Jacob. Rond 1590 dreigde de Engelse kaper Francis Drake kathedraal en stad te vernietigen en de relieken buit te maken. Bisschop Juan de Sanclemente van Santiago de Compostela besloot de relieken te verbergen. Omdat hij niemand vertelde wáár hij ze verborgen had ontstond bij zijn dood een probleem. Gedurende de daaropvolgende eeuwen zette het verval door. Uit kronieken blijkt dat op 25 juli 1867, de naamdag van Sint Jacob, slechts een paar dozijn pelgrims bij het graf van de apostel aankwamen.

DE HERONTDEKKING VAN DE RELIEKEN EN DE WEDERGEBOORTE VAN DE CAMINO

Toen Miguel Paya y Rico bisschop was van Santiago de Compostela werden restauratiewerkzaamheden aan de kathedraal uitgevoerd. Op 28 januari 1879 vonden arbeiders achter het hoofdaltaar een kluis met daarin menselijke resten. De bisschop stelde onmiddellijk vast dat dit de resten van Sint Jacob waren, verborgen door zijn voorganger. Hij zond de resten naar de universiteit van Santiago de Compostela voor verder onderzoek. De conclusie (begrijpelijk, maar mogelijk wat patriottisch) was dat het inderdaad de verborgen relieken van Sint Jacob waren. Paus Leo XIII verklaarde in zijn bul ‘Deo Omnipotents’ dat de relieken gevonden waren. De revival van de pelgrimage begon. Maar pas in de laatste decennia van de 20e eeuw kreeg de camino een populariteit die sinds de Middeleeuwen niet meer was voorgekomen. Voor sommigen was de pelgrimage een zoektocht naar spiritualiteit, voor anderen bood het de mogelijkheid een lange voettocht te maken en weer anderen waren geïnteresseerd in de rijke cultuur en architectuur langs de route. De regio’s waar de route doorheen voerde startten promotiecampagnes die een sneeuwbaleffect op gang brachten. Het besluit (in 1993) van de UNESCO om de Camino de Santiago op de Werelderfgoedlijst te plaatsen completeerde de wedergeboorte van deze pelgrimstocht. Gonzalo Lopez Vertaling uit het Engels: Mat Knaapen

%d bloggers liken dit: